De ontwikkeling van de Chen stijl

Printvriendelijke versiePrintvriendelijke versie

De Kanonslag Stijl van de Chen Familie (Pao chui)

De Chen familie assimileerde alle stijlen die ze beoefenden en creëerden hun eigen versie van de belangrijkste van één ervan, de Kanonslag Stijl, die zelf werd afgeleid van de oorspronkelijke Shaolin Kanon Vuist. Sung Tai Zhu Chang Chuan was er ook een belangrijke component van en er waren ook elementen van Shaolin Rode Vuist in opgenomen. Het resultaat was vijf routines van de Chen Familie Kanonslag Stijl en één routine Kort Slaan (duan da). Het instructielied vermeldt dat de stijl 108 posities kent. Er is veel verwarring rond de inhoud van dit lied, maar nader onderzoek leidt ons tot de conclusie dat de correcte titel moet zijn: Volledige Instructie over Kanon Vuist en we vinden dit alleen in het latere Liang Yi Tang Ben handboek. Wanneer het Wen Xiu Tang Ben handboek over de Chen familiestijl werd geschreven, werd reeds opgemerkt dat de tweede en derde routine verloren zijn. 

Het Wen Xiu Tang Ben handboek vermeld trouwens geen Taijiquan 13 posities of 13 iets anders. Het is dan ook een vroege verwijzing naar de toestand van de Chen familiestijl, voor de opkomst van de Chen stijl taijiquan die we vandaag kennen. De Chen familie was gedurende vele generaties bekend voor haar Kanonslag stijl en werd in de streek rond het Chen dorp de Kanonslag Chen Familie genoemd.

De vereenvoudiging van de Chen routines

Ergens tijdens de loop van de geschiedenis werd de Chen Kanonslag stijl vereenvoudigd tot slechts twee routines. We kunnen niet met zekerheid zeggen wie voor deze vereenvoudiging verantwoordelijk was. We kunnen niet verder terug gaan dan tot Chen Chang Xin, de leraar van Yang Lu Chan. Maar zelfs het familieboek van de Chens geeft niet aan dat hij aan de basis van deze belangrijke verandering zou liggen, er wordt enkel in vermeld dat hij een krijgskunstleraar was met als bijnaam Stèle der Voorouders.

We weten met zekerheid dat er op dat moment er reeds twee routines verloren waren en dat de twee overblijvende routines dus moeten gebaseerd zijn op de drie andere. Het is absoluut niet duidelijk of de overblijvende technieken werden geïntegreerd tot twee nieuwe routines, ofwel dat er nog een routine in onbruik raakte.

De opname van Interne technieken in de Chen krijgskunst

Wanneer ontwikkelde de Chen stijl zich tot een vorm van interne krijgskunst, en ontstond er een breuk met de oorspronkelijke stijl die behoorde tot de externe krijgskunsten?

De meeste taijiquan scholen beschouwen Jiang Fa als de persoon die de elementen aanbracht die de externe Kanonslag stijl omvormden tot een zachtere interne stijl. Sommigen zien in hem ook de reden waarom de nieuwe, omgevormde kunst, taijiquan werd genoemd, een naam die wijst op een daoïstische oorsprong en ook waarom de nieuwe kunst bij de interne stijlen werd gecatalogeerd. De naam, werd echter niet op grote schaal gebruikt tot op het moment dat Yang Lu Chan de stijl populariseerde in de hoofdstad Beijing. Uit vroege geschriften weten we dat deze stijl eerst de 13 posities werd genoemd en op dat ogenblik werd de naam taijiquan reeds gebruikt, zoals duidelijk aangegeven door de Klassieke Taijiquan Geschriften van Wang Tsung Yueh en de Tien Belangrijke Uitspraken van Chen Chan Xin.

De classificatie van krijgskunsten in interne en externe stijlen ontstond door de nieuwe manier van vechten die door Chang San Feng, een Daoïst van het Wudang gebergte, werd ontworpen. De nadruk bij deze stijl lag op het overwinnen van externe aanvallen door het gebruik van kalmte en gepaste tegenactie. Van buitenaf bekeken leek deze krijgskunst zeer zwak in vergelijking met de externe stijlen, die in de praktijk toch vaak de duimen moesten leggen. Interne krijgskunsten werden van generatie op generatie doorgegeven via bekende beoefenaars zoals Chang Sung Chi, Huang Zhen Nan, Huan Pai Jia, Gan Feng Chi en Wang Tsung. Wu Dang Interne Stijlen bestaan nog steeds en worden nog steeds beoefend op de plaats waar ze ontstonden, maar de oorspronkelijke kunst vertakte zich door de eeuwen heen in vele verschillende stijlen. Toch vinden wij in hun syllabus een vorm die Wu Dang Taijiquan heet. Er is echter slechts een beperkte gelijkenis met de populaire taijiquan van onze tijd, maar de theorie die er aan de basis van ligt is wel dezelfde.

We weten dat gedurende eeuwen de Chen familie beroemd was voor haar Pao Chui stijl en dat was een gekende Shaolin vorm. Pas na Chen Chang Xin werd deze stijl ondergebracht bij de interne stijlen en vooral door de beoefenaars die hun stijl terugvoeren op Yang Lu Chan, de stichter van de Yang stijl. Volgens Chen Xin, leerde Chen Chang Xin een deel van zijn krijgskunst van Jiang Fa. Chen Chang Xin was aan het oefenen toen Jiang Fa langskwam en in lachen uitbarstte. Toen hij zich realiseerde dat hij was opgemerkt, zette Jiang Fa zijn weg voort, maar Chen Chang Xin haalde hem in en daagde Jiang Fa woedend uit omdat hij de familiestijl had beledigd. Chen greep Jiang Fa langs achter bij de schouder, Jiang draaide zich gewoon om en Chen vloog opzij en viel languit op de grond. Chen realiseerde zich dat de krijgskunst van Jiang veel beter was dan de zijne en vroeg hem of hij zijn meester wilde zijn. Jiang, die een tofu winkel had in Xian, was enkel op doortocht door het dorp na een bezoek aan zijn moeder die in Honan woonde. Jiang zei dat hij na drie jaar zou terugkeren om Chen als leerling te onderwijzen. Na drie jaar kwam hij inderdaad terug, Cheng Chan Xin nam hem op in zijn huis en leerde taijiquan van hem. Chen Xin zei ook nog dat Chen Chang Xin van de clan geen Pao Chui meer mocht onderwijzen omdat hij Jiang Fa als meester had gehad. Dit zou kunnen verklaren waarom Chen Chang Xin zijn lessen gaf in het holst van de nacht in zijn achtertuin, waar Yang Lu Chan hem volgens de legende bespiedde.

Chen Xin stelde Wu Tu Nan ook voor aan een andere Taiji meester uit het Chen dorp, Du Yu Wan. (Hij was de bron voor een instructielied dat aan de meester van Jiang Fa uit Shanxi wordt toegeschreven. Waarschijnlijk gaat het hier om Wang Tsung Yueh. Het lied is te vinden op het einde van het boek van Chen Xin.) Volgens Du was zijn stijl afkomstig van Jiang Fa, die uit Kaifeng in Henan afkomstig was en was zijn vorm dezelfde als die van Yang Lu Chang, zelfs met dezelfde namen, zoals Grijp de Vogel bij de Staart en dezelfde volgorde. Du vertelde hem dat zijn stijl geen familiestijl was, maar doorgegeven was van leraar op leerling. De eerste generatie van zijn stijl, dus de stichter ervan, was erbij toen Chen Chang Xin de krijgskunst leerde van Jiang Fa en hij beweerde dat zijn voorouders ook rechtstreeks door Jiang Fa waren onderwezen. Vervolgens demonstreerde hij zijn routine en deze was dezelfde als de Yang stijl taijiquan.

Volgens Chen Xin, was Chen Chang Xin zeer stijf in zijn bovenlichaam en had hij daarom als bijnaam meneer 'Stèle der Voorouders'. Wanneer hij onder Jiang Fa leerde kreeg hij van hem een aantal oefeningen opgelegd die hem van deze stijfheid moesten afhelpen, vooraleer hij met taijiquan begon. De rest van de familie ging verder met het beoefenen van de Pao Chui waarvoor ze beroemd waren.

De toevoegingen van Jiang Fa, die zijn kunst terugvoerde op Chang San Feng, wat aangeeft dat zijn krijgskunst een Wu Dang Interne Stijl was, of op zijn minst daarvan afgeleid, zorgden voor de omvorming van de stijl van de Chen familie tot een interne krijgskunst. De vroegste geschriften geven aan dat deze krijgskunst bestond uit 13 posities, 8 Poorten en Vijf Stappen. We weten dat de 8 Poorten 8 posities waren die 8 verschillende soorten Jing (verfijnde kracht) voorstelden. De Vijf Stappen waren verschillende richtingen van uitvoering. Deze elementen werden waarschijnlijk met de bestaande Pao Chui versmolten. Waarschijnlijk werd ook de trage, continue en zachte manier van uitvoeren mee overgenomen, waardoor de interne krijgskunsten zo zwak overkwamen. Het resultaat was een lange vorm, een vehikel voor de theorieën en de praktijk van de interne krijgskunst. Dit zou dan de stijl zijn die door Chen Chang Xin werd onderwezen.

Het vraagstuk van de 13 posities

De vorm was ook gekend als de 13 posities omdat alle technieken terug te brengen waren op de 13 basisposities. Dit werd steeds vermeld in de Klasieke Teksten die via Wu Yu Xiang en Yang Lu Chan tot ons kwamen.

De Wen Xiu Tang Ben vertelt ons niets over deze nieuwe vorm. De Liang Yi Tang Ben, een later handboek vermeld deze vorm maar noemt het de 13 secties. Het boek van Chen Xin vermeldt de Xin Jia van de Chen stijl taijiquan. Het materiaal in zijn boek verschilt nogal van het beeld dat wij via Wu Tu Nan kregen. We moeten natuurlijk rekening houden met het feit dat het boek van Chen Xin postuum werd uitgegeven. Deze uitgave was het werk van 3 medewerkers. Hoeveel van het boek aan hem kan toegeschreven worden is helemaal niet zeker. Het feit dat het boek slechts vier jaar na zijn dood verscheen wijst alleszins op de mogelijkheid dat zijn drie medewerkers de tekst grondig wijzigden.

De Yang stijl en aanverwante stijlen zijn het erover eens dat taijiquan terug te voeren is op de 13 posities, Peng, Lu, Ji, An, Cai, Lie, Zhou, Kao, Gu, Pan, Jin, Tui en Ding. Deze posities worden vermeld in de Klassieke Teksten. In de Liang Yi Tang Ben, wordt de vorm ook 13 secties genoemd, een andere manier van klassificatie die ook in het boek van Chen Xin wordt overgenomen en waarin sprake is van een vorm met 13 secties, waarbij elke sectie bestaat uit verschillende posities en bewegingen. Dit alternatief wordt door zowel Tang Hao als Gu Liu Xin in hun boeken genegeerd. De 13 posities bestaan in feite uit 8 basis posities en 5 bewegingen. Deze 8 basis posities worden in de vroege geschriften over Chen stijl taijiquan soms verschillend aangeduid. In de Liang Yi Tang Ben worden de eerste vier, Peng, Ji, Lou en Na genoemd, terwijl er in het boek van Chen Xin sprake is van Peng, Lu, Ji, Na. Het boek van Chen Tze Ming bevat hetzelfde instructielied als het boek van Chen Xin, maar heeft het over Peng, Shu, Ji, Na en de andere posities heten er Cai, Lie, Zhou en Kao. Voor alle duidelijkheid : in het oude Wen Xiu Tang Ben handboek wordt niet ingegaan op de theorie van het boksen.

Chen taijiquan in onze tijd

De Lao Jia of Oude Kader van de Chen stijl werd voor het eerst gepromoot door Chen Fa Ke in de eerste helft van de 20ste eeuw. De Xin Jia of Nieuwe Kader, Zhao Bao stijl en Hu Lei stijl lijken vrij sterk op elkaar. De Yang stijl, daarentegen, verschilt sterk van de Chen stijl en de stijlen die ermee verwant zijn. Aangezien deze stijl door Yang Lu Chan werd onderwezen wanneer hij uit het Chen dorp terugkeerde, zou dit erop kunnen wijzen dat wat hijzelf leerde nogal verschilde van de gewone Chen syllabus. Wat ook de waarheid moge zijn, dankzij de inspanningen van de huidige generatie van meesters werden tot nu toe 6 taijiquan stijlen officieel erkend. Het gaat om de Chen, Yang, Wu Yu Xiang, Wu Jian Qian, Sun en Zhao Bao stijlen. De Hu Lei stijl wordt echter ook populair en kan zich misschien tot een belangrijke stijl ontwikkelen. Vandaag zijn de 5 belangrijkste promotors van de Chen stijl: Feng Zhi Chiang, Wang Xi An, Chen Zhen Lei en Chen Xiao Wang (en nummer 5? - noot van de vertaler). Dankzij hun inspanningen heeft Chen taijiquan zich over de wereld verspreid en is het een bron van inspiratie voor al diegenen die het beoefenen. 

Peter Lim Tian Tek - Part 3 - The Development Of Chen Taijiquan